| Overzicht Achtergronden | < Vorig artikel | Volgend artikel > |

Euthanasie, Hulp bij Zelfdoding en Vrijwillige Levensbeëindiging.

Ernstig zieke mensen die "duurzaam, ondraaglijk en uitzichtloos" lijden, kunnen in Nederland hun arts om euthanasie verzoeken (de arts dient dan het benodigde middel toe), of ze kunnen de arts vragen een geëigend middel voor te schrijven zodat ze zelf, op een humane wijze, een einde aan hun leven kunnen maken; deze laatste handelwijze heet hulp bij zelfdoding. De gevraagde hulp wordt echter niet altijd geboden want euthanasie en hulp bij zelfdoding (HbZ) zijn nog steeds strafbaar. Bovendien kan de arts van mening zijn dat de patiënt nog niet uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Dus dan is het de arts die mede bepaalt óf en wanneer iemand wél of niet een zachte dood mag sterven, indien de huidige wetgeving niet zorgvuldig wordt gevolgd.

Zowel euthanasie als HbZ zijn strafbaar volgens wetsartikelen uit 1886, respectievelijk de artikelen 293 en 294 uit het wetboek van strafrecht. Overigens is het interessant dat deze artikelen, hoewel ze nog steeds worden gehanteerd, indertijd vrijwel zeker niet geschreven zijn voor euthanasie en hulp bij zelfdoding zoals daar anno 2003 over gedacht wordt. Immers, het ging er toen om crimineel handelen te voorkomen en hoogstwaarschijnlijk niet om een zachte dood onmogelijk te maken.

Thans kunnen sinds enkele jaren, in Nederland, ernstig zieke mensen, die een arts vinden die een zeker risico durft te lopen, onder strenge zorgvuldigheidseisen aan een zachte dood worden geholpen. Recente processen hebben aangetoond dat euthanasie en/of HbZ, ook bij zeer ernstig en duurzaam psychisch lijden kan worden gedoogd (de affaire Chabot). Zulk gedogen van euthanasie en HbZ in Nederland is onder andere te danken aan de activiteiten van de Ned. Ver. voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) die enige tijd terug ruim 100.000 leden telde naast een veel groter aantal sympathisanten. De vereniging streeft naar legalisatie van euthanasie en HbZ, zodat artsen die zorgvuldig handelen niet meer per definitie strafbaar zijn. Legalisatie is in de afgelopen decennia door de politiek steeds verzuimd. Helaas is ook de recente liberaal-sociale coalitie ("Paars-1") legalisatie uit de weg gegaan. Ook de eind 1998 geïnstalleerde toetsingscommissies brengen geen verbetering in de rechtspositie van artsen. Over de mogelijkheid voor wilsbekwame mensen om zelf over hun levenseinde te beslissen wordt volstrekt niets gezegd.

Begin 1998 werd, kort vóór de kamerverkiezingen, door de Tweede Kamerleden van Boxtel (D66), Kamp (VVD) en Swildens-Rozendaal (PvdA) een wetsvoorstel "euthanasie" ingediend, een voorstel dat beoogt euthanasie en hulp bij zelfdoding uit het wetboek van strafrecht te halen. Het voorstel is door de coalitiepartners van "Paars-2" onderschreven en heeft in 2002 tot wetgeving geleid. Het betekent dat een arts die euthanasie toepast dan wel hulp bij zelfdoding verleent alléén strafbaar is indien het Openbaar Ministerie kan aantonen dat hij onzorgvuldig gehandeld heeft. Echter, ook volgens deze wet geldt dat alleen zieke mensen voor een humane levensbeëindiging in aanmerking komen (in de tekst wordt uitsluitend over patiënten gesproken), dat de toetsingscommissies in functie blijven en, last but not least, dat nog steeds de artsen mede bepalen wanneer het lijden van de patiënt lang genoeg heeft geduurd. Er is dus nog geen recht op een humane vrijwillige levensbeëindiging: mensen die na zorgvuldige overweging en falende levenshulp geen perspectief meer zien, krijgen thans geen hulp. Dus, ondanks een alom erkend recht op zelfbeschikking, worden deze mensen gedwongen een uitzichtloos leven tegen hun wil voort te zetten of, hetgeen ze helaas vaak doen, hun toevlucht te nemen tot gewelddadige methoden van levensbeëindiging.

Ondanks grote publieke belangstelling en uitvoerige publiciteit omtrent alles wat met het medisch handelen rond het levenseinde te maken heeft, is er verwarring omtrent de betekenis van de verschillende termen die in verband met actieve of passieve levensbeëindiging worden gebruikt. Om de publieke opinie omtrent de wenselijkheid van de verschillende mogelijkheden voor "levensbeëindiging op eigen verzoek" ( dan wel: hulp om zelf het eigen leven te kunnen beëindigen) te peilen en aan de hand daarvan het maatschappelijk draagvlak te kunnen bepalen, werd in mei 1998 op verzoek van de NVVE door de Erasmus Universiteit Rotterdam een gedegen onderzoek uitgevoerd. Hierin werd gevraagd welk soort hulpzoekers zelf zouden mogen beslissen om op een (zelfgekozen) moment te mogen sterven.

De belangrijkste categorieën waren:
a) mensen die ondraaglijk lijden aan een ongeneeslijke ziekte waaraan zij binnen afzienbare tijd dood zullen gaan (in zicht van de dood)
b) mensen die lijden aan een ongeneeslijke lichamelijke ziekte waarmee ze nog vele jaren kunnen blijven leven (ongeneeslijk ziek)
c) hoogbejaarde mensen
d) mensen die langdurig en ondraaglijk psychisch lijden
e) mensen die, ongeacht hun leeftijd of gezondheid, zelf beslissen te willen sterven.

Uit de resultaten bleek dat de overgrote meerderheid van de ondervraagden voorstander is van de categorieën a, b, c en d, terwijl een gelijk aantal mensen vóór en tegen de stelling van punt e bleek te zijn (beiden circa 45%). Maar welke van deze opties mogen we "euthanasie", welke "hulp bij zelfdoding" en welke "vrijwillige levensbeëindiging" noemen? Als men via een enquète het maatschappelijk draagvlak voor deze handelwijzen wil bepalen, zal men zeer duidelijk moeten uitleggen hoe deze begrippen worden gedefinieerd. Hier volgt een poging daartoe.

Men spreekt van euthanasie als een arts het leven van een patiënt op diens herhaald, uitdrukkelijk verzoek door het toedienen van thanatica beëindigt. Er zijn strenge zorgvuldigheidseisen en de behandelend arts, evenals een geconsulteerde tweede arts, moeten overtuigd zijn van de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden. In principe zouden dus van bovengenoemde categorieën zowel a en b als d in aanmerking moeten komen. In de praktijk is het echter vrijwel uitsluitend groep a en, alleen bij uitzondering, zijn het ook groep b en groep d (affaire Chabot) die in aanmerking komen.

Men spreekt van hulp bij zelfdoding indien, in precies dezelfde situaties, de arts de middelen niet zelf toedient maar ze voorschrijft (recept) en de patiënt ze zelf inneemt.

Vrijwillige levensbeëindiging is gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van wilsbekwame, meerderjarige mensen die, vallend onder de categorieën a, b, c of d dan wel bij gebrek aan een positief levensperspectief (categorie e), een einde aan hun leven wensen te maken. Ook hier zouden dezelfde strenge zorgvuldigheidseisen moeten worden toegepast en is er een rol voor artsen (recept, hulp bij complicaties, etc). Echter, de motieven om zelf het eigen leven te beëindigen worden hier door de persoon zelf bepaald, en niet door derden. Dus verantwoordelijkheid voor en uitvoering van de levensbeëindiging liggen uitsluitend bij deze (wilsbekwame, meerderjarige) personen. Er kan dus hier niet gesproken worden over een arts die zich in een noodsituatie bevindt en op die basis "euthanaseert".

De hier geschetste verschillen tussen enerzijds euthanasie en hulp bij zelfdoding zoals thans gepraktiseerd en anderzijds vrijwillige levensbeëindiging zoals door de SVL wordt voorgesteld zijn in onderstaande tabel, schematisch en voor de duidelijkheid enigszins gechargeerd, samengevat.

Euthanasie en Hulp bij Zelfdoding versus Vrijwillige Levensbeëindiging

onderwerp huidige situatie gewenste situatie

Euthanasie en Hulp bij Zelfdoding; bij ernstig zieke mensen die er om vragen

 

de arts bepaalt mede of het lijden van de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos is; handelt op basis van een noodsituatie

de arts is verplicht om een scen-arts in te schakelen

de arts accepteert het oordeel van de patiënt omtrent de ernst van het lijden

 

Vrijwillige Levensbeëindiging door wilsbekwame meerderjarigen die er om vragen hulp is formeel onmogelijk omdat de verstrekking van humane middelen illegaal is betrokkene bepaalt zelf de ernst van de situatie; verstrekking van middelen via een zgn. Steunpunt