|
|
|
Een jongedame, die het 's avonds laat met haar rijtuig van Maastricht naar
Wijk werd gereden, voelde opeens dat in de Maastrichter Brugstraat het rijtuig bleef
stilstaan. Zij hoorde de koetsier het witte paard aanzetten maar het dier wilde niet meer
vooruit. Toen zij de koetsier wilde vragen wat er aan de hand was zag zij door het raampje
een begrafenisstoet naderen. De lantaarns aan de lijkwagen branden en een lange rij
rouwkoetsen volgde. Nadat de stoet voorbij was, vroeg zij de koetsier, of hij dit ook had
gezien. Hij antwoordde echter ontkennend maar had aan het paard gemerkt dat het iets
bijzonders aan de hand was geweest. De jongedame vertelde toen wat zij had gezien. |
|
Dat is een slechte tijding, juffrouw, meende de koetsier, dat is een
doodsbericht. |
|
Zo was het, drie dagen na dit gezien te hebben overleed de zuster van de
jongedame plotseling. |